johannes Hermanus van Dongen

jan van dongen Johanna Sijmens johan de Cok Maria Vermeer Steven Timmermans Maria Vermeulen Kees Verhoeven Cornelia Knapen
                                     
                         Cornelis van Dongen x Maria Allegonda de Cok Herman Timmermans x Anna Verhoeven
 
                                                                Dingeman van Dongen x Adriana Timmermans
 
 
 
 
 
 
 
Johannes Hermanus van Dongen
 
zoon van Dingeman van Dongen en Adriana Timmermans, geboren 30 sept 1863, landbouwer, ovl Oosterhout 13 dec 1933.
trouwen in Oosterhout 20 mei 1897 met Cornelia Klijs,
dochter van Adriaan Klijs en Catharina van Leijsen, geboren in Oosterhout 11 mrt 1867, ovl Oosterhout 12 juli 1936.
 
Uit dit huwelijk:
 
1. Adriana Maria, geb Oosterhout 5 apr 1898, ovl Oosterhout 1 juli 1970, tr Oosterhout 4 nov 1930 Cornelis Andreas Loonen.
 
2. Catharina Antonia, geb Oosterhout 5 nov 1900.
 
3. Dingeman Cornelis Jozef, geb Oosterhout 4 mrt 1903, landbouwer en later molenaar, ovl Breda 27 sept 1947, tr Alphen 14 jan 1930 Anna Verhoeven, zie Dingeman van Dongen (1903).
 
4. Adrianus Pieter, geb Oosterhout 5 mrt 1904, landbouwer, ovl 2 nov 1994, tr Princenhage 25 feb 1930 Adriana Maria Nooren, tr 2 17 apr 1934 E.M. Krijnen.
 
5. Wilhelmina Maria Johanna, geb Oosterhout 13 jan 1906, ovl Kaatsheuvel 29 aug 1998, tr 18 feb 1930 Josephus Paulus van Beek.
 
6. Cornelis Johannes, geb Oosterhout 15 aug 1907, landbouwer, ovl Oosterhout 31 okt 1944, tr 2 mei 1934 Johanna maria Snoeren, tr 2 21 apr 1942 Maria johanna Beerens.
 
 
 
 
Boerenleven 

Of je nu rijk of arm was, het boerenleven betekende hard werken. Wonen in een boerderij betekende dus eigenlijk ook meteen werken. 's Morgens vroeg op om de dieren te verzorgen, de rest van de dag werk en 's avonds op tijd naar bed. Als je zo hard werkte moest je natuurlijk goed eten. Maar een arme boer had niet zoveel te eten en daarom was voor hem het leven extra zwaar.Op de boerderij werkte iedereen mee. De boer, de boerin, knechten, meiden en kinderen. Hoe groter de boerderij, hoe meer knechten en meiden. Die woonden vaak ook op de boerderij. Iedereen had zijn taak. De mannen deden het 'grote'werk, zoals de akkers bewerken en de koeien naar het veld brengen en weer ophalen. De vrouwen zorgden voor schoonmaken, koken en klussen rondom het huis. De boerin maakte vaak zelf boter met de karnton. De kinderen werkten ook mee en deden allerlei klussen.Was het dan ook wel eens gezellig op de boerderij? Jawel, soms. Tussen de middag kwam iedereen die in de buurt van de boerderij werkte in de keuken warm eten. Er was geen gedoe met borden en bestek, je at gewoon met z'n allen uit een grote pan. Op zondag werd er kalm aan gedaan. Het geloof was heel belangrijk en in de bijbel staat dat zondag een rustdag is. Een beetje naaien en sokken stoppen mocht wel en de dieren moesten natuurlijk ook eten. Maar verder mocht er niet gewerkt worden en ging het hele dorp naar de kerk. Soms waren er wel eens feesten, zoals de kermis of oogstfeesten. Dan trok iedereen mooie kleren aan en ging flink feest vieren.
 
 
Vincent van Gogh (1853-1890) een tijdgenoot
Van Gogh heeft in zijn vroege werk veel boeren en landarbeiders afgebeeld, thuis of aan het werk. Hij schilderde hen met veel betrokkenheid, en schuwde daarbij niet de sombere, armoedige en ‘lelijke' kanten van het boerenbestaan.
 
 
 

Van Gogh maakte De aardappeleters in april/mei 1885 en zag dit werk als een soort meesterproef. Hij koos een moeilijke compositie om te bewijzen dat hij op weg was een goede figuurschilder te worden. Bovendien wilde hij een echte ‘boerenschilder’ zijn, net als de Franse meester Jean-François Millet die hij zeer bewonderde.
Met De aardappeleters probeerde Van Gogh een heel realistisch ‘boerenschilderij’ te maken, zonder de werkelijkheid te idealiseren of - zoals andere schilders volgens hem deden - ‘zoetsappig’ te maken. Hij wilde benadrukken dat deze mensen ‘met de handen die ze in de schotel steken, zelf de aarde hebben omgespit en [...] dat zij hun eten zo eerlijk verdiend hebben’. Voor de gezichten streefde hij naar ‘de kleur van een goed stoffige aardappel, ongeschild natuurlijk’.