Aert Willem van Dongen

17e eeuw
 
 
Dansende boeren voor een herberg is de naam van een schilderij van Jan Steen uit circa 1653.
 
 
Zo moet het leven er uit hebben gezien. Een mooie dag waarop de ouders van Aert Willem elkaar hebben ontmoet.
 
De jongen kon trouwen als hij over voldoende inkomen beschikte om een gezin te stichten, en dat was vaak pas het geval na het 25e levensjaar. Dus gemiddeld was de leeftijd van mannen bij een huwelijk 25 à 30 jaar. 25 jaar was de leeftijd voor wettelijke volwassenheid.  De jongelieden kozen elkaar zelf uit voor het huwelijk; ze werden niet uitgehuwelijkt of op andere wijze gedwongen. Maar natuurlijk zullen sommige ouders bepaalde toekomstige partners als minder geschikt hebben ervaren.
 
Jongeren kregen van hun ouders en van andere familieleden te horen dat zij in hun gedrag de eer en de goede naam van de familie hoog hadden te houden. Familiebanden waren van het grootste belang omdat er nauwelijks instituties waren die bij verlies van werkkring, bij ziekte en arbeidsongeschiktheid opvang boden.

Op het platteland werden tijdens de wintermaanden "spinavonden" georganiseerd. Meisjes kwamen bij elkaar langs om garen te spinnen. Rond negen uur kwamen jongens langs en werden er spelletjes gespeeld

Steden en dorpen hadden populaire dansscholen en danshuizen

Bij partnerkeuze had men rekening te houden met de directe familie maar ook de mening in eigen kring en onder buurtgenoten was van betekenis. Als de jongeman was geaccepteerd door de ouders van het meisje kwam het "venstervrijen" wel voor: de vrijer werd door het raam binnengelaten en verdween vroeg in de ochtend weer. In praktijk kwam sex voor het huwelijk regelmatig voor - hoewel het officieel niet mocht. Als een meisje door een jongeman werd 'uitgeprobeerd" en zwanger raakte was nageslacht verzekerd en werd er spoedig getrouwd. Dat zien we ook bij Aert Willem, zijn Jenneken was al zwanger toen ze (moesten) trouwden.

Pentekening van zicht op Dorst
 
 
 
Aert Willem (van Dongen)
 
zoon van Willem Simon van Dongen en Adriana Aert Adriaansen Dircksen, doop onbekend nog, trouwen op 18 jan 1688 in Oosterhout, Aert Willemsen is een jongeman woonachtig in Dorst met Jenneken Peters Wouter Lipsen, jongedame woon te Dorst .
 

 

 

Uit dit huwelijk:
Geboren te Dorst, doch gedoopt te Oosterhout
  1. Wilhelmus ged 11 juli 1688, doopgetuigen Cornelius Jan Peeters en Adriana Peeter Wauters, zie verder Willem van Dongen
  2. Petronilla ged 8 mrt 1690, doopgetuigen Martinus Adriaen Dircken en Adriana Arnoldi Adriaanssen.
Geboren en gedoopt Teteringen
    3.    Getrudis ged 1 apr 1692, doopgetuigen Joannes Cornelii Janse en Dimpna Peeters, ovl 18 feb 1750 Oosterhout, 58 jaar oud, weduwe  van Dirck Cornelis Broek.
    4.    Petrus ged 12 juli 1693, doopgetuigen Adrianus Peeters en Petronilla Peeters.
    5.    Johanna ged 6 sept 1694, doopgetuige Dimphna Jans.
    6.    Petrus ged 30 apr 1697, doopgetuigen Petrus Rob Janse en Maria Jan Aerde.
    7.    Johannes ged 4 sept 1700, doopgetuigen Martinus Aerde en Catharina Lips.
    8.    Adriana ged 2 dec 1701, doopgetuigen Jacobus Leonardi en Catharina Peeters in hun plaats Dimphna Peeters.
    9.    Adriana 22 jan 1703, doopgetuigen Cornelius Peeters en Catharina Peeters.
 
Geboren te Dorst, doch gedoopt te Oosterhout
  10.    Cornelius ged 6 apr 1706, Jacobus Lenaertsen(?) en Joanna Cornelissen.
 

 
 
 
Het Franse leger trekt bij Lobith over de Rijn, 12 juni 1672
 geschilderd ca. 1672 Kunstenaar Adam Frans van der Meulen
Franse invasie
Een ander mooi plaatje laat een andere kant van het leven zien in de 17 e eeuw. Oorlog, plunderingen, geweld, buitenlandse soldaten en veelal ellende voor de plaatselijke bevolking. In dit geval kwam het gevaar vlakbij.

In juni 1672 werden Dongen en ’s Gravenmoer gedeeltelijk platgebrand door een Franse legerbende.

 

Het was 12 juni 1672 toen Franse troepen de Rijn over steken. Zij deden dat op aanwijzingen van een plaatselijke boer, die precies wist waar de rivier doorwaadbaar was. De verdediging van deze cruciale plek liet ernstig te wensen over. Generaal De Montbas van de Nederlandse cavalerie was twee dagen tevoren met zijn manschappen naar Arnhem vertrokken. Op de vooravond van de Franse oversteek dienden nog in allerhaast Nederlandse troepen naar Lobith te worden gestuurd. Onder dekking van geschut slaagden de Fransen erin de overtocht te maken.

 
Maar ze worden in hun opmars gestuit door de Hollandse waterlinie, waardoor grote delen van Noord Nederland onder water komen te staan. Dat betekende dat de Franse legers in Zuid Nederland moesten worden ondergebracht en dat ging ten koste van de bevolking, want die diende te zorgen voor voeding, kleding enz. Dat betekende armoede voor de bevolking.
 
Wat zou onze Aert Willem hier van hebben meegemaakt. Hij was ongeveer 12 jaar oud. Angst waarschijnlijk maar ook spanning voor het avontuur dat in de buurt plaats vond. De rook en het vuur van een platgebrand dorp moest wel opgemerkt zijn.
 
 
Hoe was het leven? Het leven was zwaar voor een gewone brabantse boer. Het volgende stukje vertelt alles.
 
De Brabantse boeren moesten iedere dag 14 tot 15 uren op het land werken, waarheen ze een korst hard brood en een kruik water meenamen. Kwamen ze 's avonds thuis, dan bestond de voeding uit roggemeel met water. Vlees aten ze nooit, slechts heel zelden een stukje spek. Als gevolg van slechte kleding, eenzijdig voedsel en schamele behuizing was de boerenbevolking zeer vatbaar voor ziektes.
 
 
En met 12 jaar ging Aert Willem ook al werken bij een boer of op de boerderij van zijn vader. Dat was in die tijd heel normaal.
 
Aert Willem ging met vrouw en twee kinderen naar Teteringen, in 1690 waarom?
Ik heb een transportakte gevonden:
 
Plaats Gilze en Rijen
naam partij 1: Aart Willemssen van Dongen, Teteringen
naam partij 2: Jan Melissen van Amersvoort, borger Breda
naam partij 2: Johannis Parquin, borger Breda.
Aard van de handeling: transport
 
 
Bij de registratietaken van de schepenbank hoorde ook de registratie van de overdracht van onroerend goed binnen het rechtsgebied van de schepenbank. Deze registratie gebeurde met vestbrieven (‘vesten’ betekent: vast leggen in rechte). Van het moederexemplaar in de vestbriefregisters  werden charterexemplaren uitgereikt aan de belanghebbende partijen. Een charter is een akte geschreven op perkament en bekrachtigd  met de zegels van de opstellers van de akte.

In de vestbrieven staat wie wat heeft gekocht/verkocht, tegen welke prijs en voorwaarden, waar het onroerend goed ligt en hoe de verkoper aan het goed is gekomen. De feitelijke verkoop was al mondeling of via een notaris afgerond, maar de eigendomsoverdracht moest nu formeel voor de schepenbank vastgelegd worden.

"Teteringen heeft zijn oorsprong te danken aan een gift in het jaar 1280, gedaan door de toenmalige Heer en Vrouwe van Breda aan de poorters (burgers) van de stad Breda. Nog geen tweehonderd jaar later telde het gehucht Teteringen al 61 huizen met een bevolking van ongeveer 300 zielen. Rond 1500 werd een grote kapel gebouwd op de plaats waar nu het huidige kerkhof ligt. In de Tachtigjarige Oorlog (die eindigde met de Vrede van Munster in 1648) werd de kapel zwaar beschadigd en als gevolg van de belegeringen van Breda gingen de huizen meermalen in vlammen op. In de Bataafse tijd (1795, red.) werd Teteringen een zelfstandige gemeente. Nadien verloor zij de status van vestingstad voor Breda en ontstond er een strook van industrie en stedelijke bebouwing.
 
 

Oude Notariële archieven Breda, inv.nr. 469 folio 11r-12v

 

 

Fol. 11r Juffrouwe Maria Gupijn, weduwe van de Bredase burger seigneur Adolph van Kemmena,

optredend voor zich zelf en als gemachtigde van heer Henricus van de Santheuvel, wonende te Dordrecht,

verklaart verhuurd te hebben aan Aert Willemse van Dongen, wonende te Dorst onder Oosterhout,

de halve stede bestaande uit een huis, schuur, hof met de daartoe behorende zaai- en weilanden groot tezamen 3 ½ bunder (=ha) gelegen onder Heusdenhout en Teteringen, en wel voor een termijn van 3 jaren ingaande half maart 1690 a.s. en eindigende half maart 1693,

 

Fol.11v  en wel voor een huursom van 127 gulden, te betalen ieder jaar op
St. Maarten (11 november) of uiterlijk op Nieuwjaarsdag daarop volgend;  zo niet dan wordt de huur geacht opgehouden te zijn. De bedragen van de gewone lasten die op het gehuurde drukken, dient de huurder te voldoen zonder dit op de huurpenningen te mogen korten.

De verhuurder is verplicht om elk jaar aan de Heilige Geestarmen te Ginneken te betalen 9 ½ lopen rogge, berustend als verplichting op de helft van de verhuurster.

De huurder dient de wegen en waterlopen te onderhouden, het huis goede te bewonen , en wat door hem of zijn knechten gebroken wordt, te laten repareren

 

Fol. 11v-12r. De huurder is verplicht de schade te repareren indien door hem of iemand van de zijnen brand aan het huis veroorzaakt wordt

Schade aan de hout(op)was (bomen, heggen) moet de huurder betalen.

Huurder moet in het laatste huurjaar 2/3 gedeelte van het zaailand inzaaien met rogge.

Huurder mag zonder toestemming van verhuurster geen weidegrond vermeerderen of verminderen of schuren afbreken.

Huurder is gehouden op de stede te blijven tot het einde van de huurperiode en het land goed en kosteloos te bewerken, bemesten etc.

 

Fol. 12v.  Jan Cornelis Janssen van Dorst stelt zich garant voor de huurder, onder de gebruikelijke bedingen (zoals: de rechten die hij als borgsteller heeft op de verhuurder, zullen mede als eerste aan bod komen bij in gebreke blijven van de verhuurder).

 

De akte is opgemaakt voor de getuigen Johannes Becol, burger en knoopmaker, en Nicolaas Verbunt, burger en bakker.

 
 
 
 
 
 
 
De Handtekening van Aert Willemssen van Donghen periode 1690-1699