Johannes van Dongen

 
 
Johannes (Jan) van Dongen, zoon van Arnoldus van Dongen en Cornelia Huiberts, gedoopt Oosterhout 9 dec 1753, overl Oosterhout 31 mrt 1808, 55 jaar oud.
Trouwen in Oosterhout 6 mrt 1791, Johannes 38 jaar oud met Johanna Seimes, oud 26 jaar.
Johanna is gedoopt 12 sept 1765 te Gilze Rijen, overl Oosterhout 29 jan 1840. In 1823, bij het trouwen van haar zoon Gerardus, was Johanna Seimes inmiddels weduwe en arbeidster. Ze kon niet schrijven.
 
Te Oosterhout uit dit huwelijk:
 
  1. Joanna, ged 18 apr 1792 (doopgetuigen Marinus van Dongen en Jacoba Simons), tr Oosterhout eerste huwelijk met Gerardus van Arendonk, tr Oosterhout tweede huwelijk Johanna is weduwe, zonder beroep, 29 sept 1831 met Cornelis van Hooijdonk, bouwman, overl 15 juni 1852, Joanna overleed te Oosterhout 16 mei 1846, 54 jaar oud.
  2. Gerardus, ged 4 febr 1794 (doopgetuigen Nicolaus Speekenbrink en Eva Seimes), tr Oosterhout 10 mei 1823, arbeider, met Cornelia Zeeuws, 31 jaar oud en arbeidster,Gerardus overleed te Oosterhout 9 apr 1869, bouwman.
  3. Cornelius, ged 3 okt 1796 (doopgetuigen Leonardus Hermes en Joanna van Dongen).
  4. Cornelius, ged 3 juni 1798 (doopgetuigen Leonardus Hermes en Maria Seimes),tr Oosterhout 25 apr 1822 met Dijmphna Crijnen. Zie verder Cornelis van Dongen .
  5. Joannes, ged 16 jan 1801 (doopgetuigen Marinus van Dongen en Elisabeth Putters), tr 21 apr 1842 met Gijsbertina Bockx. Joannes is kleermaker. Zijn vrouw is de dochter van Hendrik Bockx en Johanna van Oorschot. Gijsbertina is geboren in Poppel (Belgie). Uit dit huwelijk in Oosterhout geboren:
    1. Johanna, 11 apr 1843
     2. Johannes, 7 juli 1844, tr Steenbergen 17 okt 1871 met Helena Johanna Olivier.
     3. Hendrika,1845 geboren en overleed 9 maanden oud 16 juli 1846.
     4. Hendrik, 17 apr 1848.
     5. Johanna, 10 mrt 1852, overl 14 mrt 1853, slechts 1 jaar oud.
  1. Marijnus, ged 13 okt 1805 (doopgetuigen Gerardus van Dongen en Joanna van Dongen).
  2. Joanna, ged 17 juli 1808 (doopgetuigen Gerardus van Dongen en Adriana van Dongen).
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Langgevelboerderijen en bijgebouwen
Vanaf de achttiende eeuw kwamen er zogeheten langgevelboerderijen.  In de langgevelboerderij kwamen alle functies van het boerenbedrijf onder één dak. In deze boerderijen zijn achtereenvolgens niet alleen het woonhuis en een voorstal met koeienstal te vinden, maar ook een dwarsdeel en een hooiopslag. 

De staldeuren verhuisden naar een zijgevel. Om de aanvoer van hoog opgetaste oogstwagens naar de hooitas mogelijk te maken werd die lange zijgevel (plaatselijk) verhoogd en voorzien van hoge inrijdeuren. Ook de deuren van het woongedeelte werden doorgaans verplaatst van de korte kopse voorgevel naar de lange zijgevel, zodat de hele boerderij vanaf één zijde toegankelijk was voor mens en dier. 

Hoewel langgevelboerderijen in principe alle functies onder één dak bijeenbrachten, kwamen omstreeks 1900 ook bij dit type boerderij bijgebouwen voor. Dit gold met name voor de varkensstal, al dan niet gecombineerd met een plee (huuske), en een kippenkooi. Vanaf het einde van de negentiende eeuw zouden de kleine varkensstallen en kippenkooien in aantal en omvang sterk groeien door de toenemende intensivering van de landbouw. 

 
Alhoewel boerderijen in eerste instantie werden gebouwd als bedrijfsgebouwen, dienden ze ook als huisvesting van een familie. In de negentiende eeuw werd dit laatste van secundair belang geacht. Illustratief hiervoor is de onderlinge verhouding van leef- en werkruimten. In doorsneelanggevelboerderijen – die als het moderne Brabantse boerderijtype gezien mogen worden – nam het achterhuis gemiddeld twee of drie keer zoveel ruimte in beslag als het voorhuis. De kinderen werden met twaalf jaar uitbesteed als dienstbode of knecht en konden zo een bijdrage leveren. Geld en energie werden in Noord-Brabant doorgaans eerst ingezet om het bedrijf te moderniseren en vervolgens pas het woonhuis. Veel boerderijen hielden om die reden lange tijd hetzelfde, traditionele uiterlijk.