geschiedenis 17 eeuw

17e eeuw: Spaans en Staats

 
 

Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) keert de rust terug in Brabant. Het blijkt slechts een kortstondige adempauze te zijn. De wapenstilstand leidt weliswaar tot een artistieke heropleving, maar meer nog wordt de periode gebruikt om de wonden te likken, de vestingwerken te moderniseren en middelen te verzamelen voor voortzetting van de oorlog.

Het beleg van Den Bosch in 1629 door Frederik Hendrik en de inname van Breda door de Staatse troepen in 1637 vormen een keerpunt in de strijd. Langzaam tekent zich de definitieve opdeling van het oude hertogdom Brabant in een Staats en een Spaans deel af, een status quo die met de Vrede van Munster in 1648 officieel bekrachtigd wordt.
 
Het noorden van Brabant komt als Staats-Brabant onder direct gezag van de jonge Republiek der Verenigde Nederlanden te staan. Niet Brussel maar Den Haag is voortaan de hoofdstad.

Buffer
De afhankelijke status van Generaliteitsland betekent niet dat het gebied als kolonie of wingewest wordt gezien: er is immers weinig te halen. Van regelrechte en vooropgezette onderdrukking of uitbuiting is geen sprake. Staats-Brabant krijgt meer de functie van militaire buffer tussen de Republiek en het gebied van het huidige Belgiƫ waar de Spanjaarden het nog altijd voor het zeggen hebben.

In 1672 en 1673 raakt de Republiek in conflict met Frankrijk en ook die strijd wordt voor een groot deel op Brabantse bodem uitgevochten. De permanente oorlogsdreiging betekent dat de steden na het tekenen van de vrede hun vestingstatus blijven behouden. De Hollandse militair-ingenieur Menno van Coehoorn bedenkt een systeem om aanvallers vanuit het zuiden te weren: de Zuidwaterlinie.
Het is een stelsel van linies en forten met daartussen gebieden die in tijden van nood in korte tijd onder water gezet kunnen worden. Breda, Bergen op Zoom, Den Bosch, maar ook Steenbergen, Geertruidenberg, Heusden, Ravenstein en Grave maken deel uit van de verdedigingsgordel.
 
De status van vestingstad zet een rem op de stedelijke groei: er mag in verband met het vrije schootsveld immers niet buiten de muren gebouwd worden. De stad blijft, gevangen in de vesting, jarenlang stilstaan, maar zo blijft het middeleeuwse karakter wel bewaard. Desondanks profiteert de lokale economie in met name Grave en Steenbergen flink van de permamente aanwezigheid van een garnizoen.

Verbod katholieke geloof

Na 1648 wordt het katholieke geloof in Brabant verboden, tenminste de openbare uitoefening daarvan. Kloosters moeten hun poorten sluiten of mogen geen nieuwe nonnen of monniken aannemen, zodat zij vanzelf uitsterven.
De kerken gaan over in handen van de hervormden. Veelal zijn deze gebouwen echter te groot voor de kleine protestantse geloofsgemeenschap: veel kerken krijgen een bestemming als school, raadhuis, opslagplaats, kazerne of paardenstal en raken wegens gebrekkig onderhoud na verloop van tijd in verval. Vanuit de Republiek arriveren protestantse ambtenaren die de openbare overheidsfuncties gaan bekleden.

In hun kielzog trekken onderwijzers en dominees naar Staats-Brabant om de 'papen' te calviniseren. Die blijken echter niet gevoelig voor dit offensief en zoeken andere manieren om hun geloof te belijden: in schuur- en schuilkerken of door te gaan kerken in gebieden die niet tot de Generaliteit behoren.

Immers, de strook tussen Boxmeer, Gemert, Uden en Megen heeft nooit tot het hertogdom Brabant behoord en kon dus ook niet door de Republiek worden veroverd en aan het Generaliteitsland toegevoegd. De hier aanwezige heren blijven het katholieke geloof over het algemeen trouw. Aan de grens verschijnen grenskapellen, waar de katholieken uit Staats-Brabant massaal heen trekken.

In Uden en Boxmeer strijken de oude kloosterordes neer en komen hier tot grote bloei. En Handel ontwikkelt zich tot een geliefd bedevaartoord. Zo blijft het katholieke geloof 'ondergronds' voortbestaan.


bron website van omroep brabant